De casual-stijl heeft zijn oorsprong in Liverpool. Peter Hooton, zanger van de band The Farm, volgt Liverpool al sinds de jaren zeventig en hoorde bij de eerste groep die dure merkkleding droeg op de tribune. Dat hij nog steeds fan is van de casual-stijl, zien we als we hem ontmoeten, want hij draagt nog altijd clobber. Hoe ontstond deze subcultuur eigenlijk?

Hooton: “Mode is altijd belangrijk geweest voor de jeugd in Liverpool. Dat begon met The Beatles en is daarna nooit weggeweest. Halverwege de jaren zeventig waren jacks van Peter Storm heel populair. Daar zag je veel jeugd in lopen. Maar dat veranderde toen Liverpool vaak Europa in ging. Ineens zagen we tennismerken als Sergio Tacchini, Kappa, Fila en Lacoste. Dat kenden wij helemaal niet in Engeland. Die spullen werden meegenomen naar Liverpool en iedereen wilde dat hebben. Als je dat droeg, hoorde je erbij.”

“Daarnaast waren de sneakers van adidas ontzettend populair en in landen als Duitsland, Zwitserland en Frankrijk kon je modellen krijgen die hier onbekend waren. Veel supporters namen een lege rugzak, een tandenborstel en een extra paar sokken mee naar uitwedstrijden en kwamen terug met een volle rugzak vol met kleding en schoenen. Veelal gestolen natuurlijk.”

Haardracht

Maar het was niet alleen kleding. Ook de haardracht was heel belangrijk. Een van de mensen die onbedoeld daar een belangrijke invloed op heeft gehad, is David Bowie. Hooton: “De muziek van Bowie was ontzettend populair onder casuals. Niet alleen dat, zijn uiterlijk werd ook gekopieerd. Veel casuals namen zijn haardracht over. De wedge heette dat, een soort pony die steeds voor je ogen zat. In het nachtleven bestonden clubs in die tijd uit twee delen. Eentje voor discomuziek en eentje voor alternatieve muziek van bijvoorbeeld Bowie.”

De casuals pikten dat niet en sloegen de discodansers zo de tent uit. Daarna werd er nooit meer gelachen om Bowie

“Oorspronkelijk was dat muziek voor de mensen die alternatief en niet heel populair waren, maar ineens stond die ruimte ook vol met voetbalhooligans. Het was een rare combinatie, maar ging eigenlijk best goed. Dat het in de alternatieve zaal volstond met casuals wisten de discomensen niet. Die kwamen gedurende de avond langs om de Bowie-fans uit te lachen, zoals ze wekelijks deden. Normaal werd daar niet op gereageerd, maar de casuals pikten dat niet en sloegen de discodansers zo de tent uit. Daarna werd er nooit meer gelachen om Bowie.”

Soul boys-stijl

Niet alleen de discodansers, maar ook supporters van de tegenpartij keken raar op als de modeshow uit Liverpool op bezoek kwam. Hooton: “In het begin bleef het heel lokaal. Eigenlijk een paar jaar lang. Liverpool had als eerste casuals, al noemden wij die scally’s, daarna nam Everton het over en niet veel later Tranmere Rovers. Voor de rest zag je het nergens. Bij de Londense clubs was de soul boys-stijl nog heel populair. Die zagen eruit als de bandleden van Madness met hun bretels. En in de provinciesteden was het nog in om als skinhead naar een wedstrijd te gaan.

Pas later sloeg het over op andere clubs en werd de casual-stijl een hype. Wat in was, kon per maand veranderen. Het was belangrijk om andere firms voor te blijven en kleding te krijgen die niet in Engeland te koop was. Wij hadden een enorme voorsprong op de andere clubs, doordat wij zo vaak Europees speelden.”

Zwartrijden

“Je had destijds een reisbureau in Liverpool”, vervolgt Hooton, “dat heette Transalpino en was hartstikke goedkoop voor studenten die een reis door Europa wilde maken. Als Liverpool een Europese uitwedstrijd had, gingen veel mensen daar een treinticket halen. Allemaal kozen ze voor een retourtje Liverpool – Oostende. Dertien pond was dat. Zwartrijden in Engeland was link want de controle was scherp, maar op het vasteland viel dat mee. De tickets werden vervalst en de naam Oostende werd vervangen door bijvoorbeeld Parijs als we daar moesten spelen. Zo kon je bijna voor niets door Europa reizen.”

“Everton was niet zo succesvol in Europa, maar die jongens wilden natuurlijk ook de laatste mode hebben. Vaak gingen ze daarom met ons mee. Dat was overigens niet zo raar, want dat gebeurde wel vaker. Ook tijdens competitiewedstrijden. Zo waren er ooit grote rellen tijdens Chelsea – Liverpool en op de foto’s zie je volop Evertonians. Allemaal hooligans van hen. Die gingen wel vaker met ons mee naar beladen wedstrijden als zijzelf een saaie thuiswedstrijd hadden. Daarnaast kende iedereen elkaar goed. Zeker de fanatieke jongens.”

Adidas Centre

De jacht op de laatste mode was zo belangrijk dat andere prioriteiten als drinken en vechten er vaak bij inschoten, zoals tijdens de Europa Cup I-finale in 1981. Hooton: “We kwamen op zondag al aan in Parijs voor de finale, die pas op woensdag gespeeld zou worden. Niet om het Louvre te bezoeken of te genieten van de architectuur van Parijs, maar om het mythische adidas Centre te bezoeken. Een van mijn vrienden had in een pub in Liverpool gehoord dat in Parijs de grootste adidas-winkel ter wereld stond. Daar waren schoenen te krijgen die je nergens anders kon kopen, unieke modellen. Dat moesten we vinden, want als we die schoenen hadden, zouden we de helden van Liverpool zijn.

Aan verbaasde Parijzenaren vroegen we naar het adidas Centre, maar niemand leek te weten waar het was. Uiteindelijk bleek het niet te bestaan, maar we waren destijds nog naïeve tieners. Gelukkig was er genoeg bijzondere kleding te krijgen in Parijs. In de lokale krant stond een artikel waarin met verbazing werd geschreven over groepen Liverpool-supporters die niet wilden vechten, maar sportwinkels leegroofden. Tegen de tijd dat de finale was, waren alle sportzaken in Parijs gesloten en mochten telkens maar twee mensen tegelijk de winkels in.”

Raves

In de jaren erop werd de casual-stijl ontzettend populair in Engeland, maar zo snel als het op was gekomen verdween het ook weer. Hooton: “Met de opkomst van de acid house en met name xtc verdween de agressie van de tribune. De raves waren gezellige bijeenkomsten waar iedereen elkaars vriend was.”

“In de jaren tachtig moest ik het niet in mijn hoofd halen om als Scouser in Manchester uit te gaan, maar nu was iedereen vrolijk. Daarmee verdween ook de casualkleding die werd geassocieerd met hooligans. Sinds eind jaren negentig is het weer in opkomst en nu zie je het weer volop op de tribunes. Alleen lijken het tegenwoordig allemaal klonen van elkaar. Allemaal dezelfde Stone Island-jassen of CP Company. Waar in de jaren tachtig iedere club zijn eigen casual-stijl had, is dat nu niet meer. Maar zo gaan dingen. Alles verandert uiteindelijk.”

The End

Hooton was ook de oprichter van The End, een fanzine dat over het algemeen wordt beschouwd als het beste ooit. In 2011 werden alle fanzines gebundeld in een boek. Volgens Hooton is het een dagboek van de jeugdcultuur van Liverpool uit de jaren tachtig. Qua opmaak is het boek erg rommelig, maar dat past er wel bij. Inhoudelijk is het echter top.

Hooton: “Ik kreeg in 1981 een anarchistisch fanzine in handen gedrukt waarin de bruiloft van Prins Charles en Lady Diana belachelijk werd gemaakt. Dat werd vrij subtiel gedaan. Zoiets wilde ik ook in Liverpool. Het moest gaan over voetbal, muziek en de jeugdcultuur in de stad. Mijn doelgroep waren jongens uit de arbeidersklasse die naar concerten van The Jam en The Clash gingen, maar op zaterdag ook op de tribune stonden bij Liverpool en Everton.”

In het begin was het lastig om de fanzines te verkopen, maar al snel sloeg het aan. Hooton: “In het begin moesten mensen overtuigd worden dat het geen brallerig studentenblaadje was, maar al snel kwamen ze er achter dat The End over hen en hun leven ging. Voor het eerste nummer hadden we moeite om vijfhonderd exemplaren te verkopen, maar al snel moesten wij er vijfduizend laten drukken. Als onze verkopers een kroeg in gingen rond Anfield of Goodison Park, waren ze zo door hun voorraad heen. Wij betaalden onze schrijvers niet, maar gaven hen ieder vijftig fanzines om zelf te verkopen. Zo verdienden ze toch iets met het schrijven.

Heel veel mensen wilden voor ons schrijven, omdat The End een blad was dat over onderwerpen ging die zelden aan bod kwamen in landelijke magazines. Stukken over voetbal in andere bladen en kranten gingen altijd over het spel zelf of de spelers, maar wij schreven over voetbalcultuur. Over uitwedstrijden met de trein, trips door Europa, hooligangroepen en over kleding. We hadden een rubriek met dingen die ‘in’ en ‘uit’ waren en voor de gein schreven we altijd de meest populaire dingen in het rijtje ‘uit’ om mensen voor de gek te houden. Waren adidas Samba’s helemaal hip, dan gingen die bij ons in het rijtje van dingen die echt niet meer konden.”

Leeds

De populariteit van The End bleef niet beperkt tot Merseyside. Ook daarbuiten wilden supporters het graag lezen. Hooton: “We waren bijvoorbeeld erg populair in Leeds. Vreemd, want die namen we vaak in de zeik. Met name hun kledingstijl die volgens ons erg boers was. Maar misschien was dat juist de reden dat ze ons wel konden waarderen. Ook kregen we brieven van hooligangroepen van andere clubs. Bijvoorbeeld Derby County en Lincoln City. Die wilden dan graag in ons blad komen met veldslagen die ze hadden gewonnen. Wij drukten die brieven af en namen ze in de zeik.”

Muziek

In The End ging het niet alleen over voetbal en de casual-stijl. Hooton: “Muziek was ook heel belangrijk. Ik deed de interviews, maar via de officiële weg lukte dat natuurlijk niet. Daarom ging ik regelmatig bij bands langs. Meestal als ze aan het repeteren waren. Dat vonden ze vervelend en omdat ze zo snel mogelijk van mij af wilden, gaven ze maar vlug een interview. Daarnaast wisten wij natuurlijk wat er leefde op straat. Begin jaren tachtig waren vechthonden een groot probleem in Liverpool. Daar schreven wij dan over. Voor de mensen die het kochten was het heel herkenbaar en daarom was het zo populair.

We verschenen zo’n vier keer per jaar. Pas na het Heizel-drama werd het minder. Ik was aanwezig bij die wedstrijd en mensen zien sterven was een grote klap. De motivatie om The End te maken werd minder en in 1988 verscheen het laatste nummer.”

Voetbalstad Liverpool

Dit is een hoofdstuk uit Voetbalstad Liverpool, nu verkrijgbaar als welkomstgeschenk bij een jaarabonnement op Staantribune.

Foto: Pro Shots/Zuma Press