September 1995. Als veertienjarige sta ik op De Herdgang te kijken naar een training van mijn club PSV. Hans Kraay junior, die destijds al televisieprogramma’s presenteerde, is bezig met het filmen van een item en komt plots naar me toe. “Zeg, ken jij dat liedje van Luc Nilis?” vraagt hij. Hoewel ik het niet leuk vind om toe te geven, moet ik erkennen dat ik het niet ken. In het Philips Stadion ben ik op dat moment nog niet geweest en ik heb het liedje dus nog nooit gehoord. Maar Luc Nilis ken ik uiteraard wel.
De aanvaller is het seizoen ervoor overgekomen van Anderlecht. De Belg voelde zich miskend in Brussel en zijn oude trainer Aad de Mos heeft hem naar Eindhoven gehaald. In zijn eerste seizoen vormt Nilis een dodelijk koppel met het Braziliaanse talent Ronaldo, die dat seizoen topscorer wordt van de eredivisie. Nilis fungeert vaak als aangever van de jonge Braziliaan en scoort zelf twaalfmaal. Zijn collega-voetballers kiezen de Belg in zijn eerste seizoen direct tot Speler van het Jaar. Daarmee krijgt Nilis al na een jaar de erkenning die hij mist in zijn geboorteland. Ondertussen gaat hij de Belgische media zorgvuldig uit de weg.
Publiekslieveling
In de twee seizoenen daarop wordt Luc Nilis topscorer van Nederland en wint hij met PSV de KNVB Beker (1996) en de landstitel (1997). De sierlijke, tweebenige spits staat vooral bekend om zijn fluwelen traptechniek. De Belg wordt al gauw een publiekslieveling in Eindhoven. In 1997 betreed ik voor het eerst het Philips Stadion en na een paar minuten hoor ik de fanatieke supporters al zijn naam scanderen: “LUC-IE NI-LIS! Lalalalalalalaaaaa!” Kraay had een paar jaar eerder best kunnen vragen of ik mee wilde doen, want zo moeilijk was het liedje dus niet.
Nieuw koningskoppel
In 1998, in een seizoen dat PSV – op basis van de selectie – kampioen moet worden, begint een grote leegloop bij de club uit Eindhoven. Na het vertrek van Boudewijn Zenden, Philip Cocu, Jaap Stam, Wim Jonk en Arthur Numan blijft Nilis PSV wel trouw, al dan niet ‘verplicht’. Een rampseizoen volgt, maar er staat wel een nieuw koningskoppel in de aanval: Luc Nilis en Ruud van Nistelrooy. Een seizoen later kan de bescheiden Belg, die buiten het veld niet graag de camera’s opzoekt, opnieuw het kampioenschap vieren met de Eindhovenaren. Ondertussen is de publiekslieveling al 33 jaar en heeft hij een laatste droomtransfer ruimschoots verdiend. Die krijgt hij, naar Aston Villa.
De spits debuteert in het seizoen 2000-2001 met Villa tegen Chelsea en geeft in die wedstrijd direct zijn visitekaartje af met een wonderschone goal. Het is echter het laatste doelpunt van zijn carrière. Twee wedstrijden later, op 9 september 2000 tegen Ipswich Town, komt Nilis ongelukkig in botsing met Ipswich-keeper Richard Wright, waarbij hij een dubbele beenbreuk oploopt. De akelige beelden staan mij – vandaag 22 jaar later – nog helder voor de geest. De schok is vooral voelbaar in Eindhoven, de stad die Nilis het beste gunt na zes seizoenen PSV.
Uit de publiciteit
Na zijn gedwongen afscheid als speler treedt Nilis vrijwel helemaal uit de publiciteit. Vanaf 2004 is hij echter weer te vinden in de voetballerij. Hij duikt op als technisch directeur van de Belgische tweedeklasser Beringen-Heusden-Zolder, als spitsentrainer bij PSV en als assistent bij de Turkse clubs Kasımpaşa Spor en Gençlerbirliği. Daarna volgt een dienstverband bij het Belgische KSK Hasselt, waar zijn zoon Arne onder contract staat, om vervolgens opnieuw bij PSV aan de slag te gaan als spitsentrainer.
Daar is hij in 2014 opeens zeldzaam openhartig tegenover Ben Crabbé, in een van de zeer weinige interviews die hij na zijn carrière geeft aan een Belgische journalist. In zijn vertrouwde Philips Stadion blikt hij terug op zijn voetballoopbaan. Hij zegt onder meer dat hij in zijn Anderlecht-tijd teveel gepikt heeft van de media. Hij had geen zin om met de pers te praten om zo de Gouden Schoen te kunnen winnen en noemt de Belgische media dommeriken.
Ook geeft hij toe na zijn carrière gokverslaafd te zijn geweest. Mede omdat hij slecht kon wennen aan het leven zonder voetbal. Zijn gokprobleem was tevens de reden voor een scheiding met zijn toenmalige vrouw. Nilis liet in 2017 zijn biografie optekenen door Thijs Slegers, perschef van PSV. Daarin vertelt hij openhartig over zijn carrière, gokproblemen en het abrupte einde van zijn voetballoopbaan.
In 2020 verscheen Kunst op voeten, een documentaire over de voetballer.
Ondertussen wordt de Belg na al die jaren nog steeds op handen gedragen in Eindhoven. Hij is – naast Romario, Coen Dillen, Willy van der Kuylen, Philip Cocu en Ruud van Nistelrooy – niet voor niets een van de slechts zes voetballers die in het door de PSV-supporters gezongen ‘heldenlied’ wordt genoemd. Nilis zal in Eindhoven en omstreken altijd bekend blijven als een uitermate sierlijke voetballer met een fluwelen trap. De vraag is niet of hij ooit een standbeeld zal krijgen in Eindhoven, maar wanneer.