Na vier boeken over voetbalsteden is het tijd om mezelf weer eens uit te dagen. En hoe doe je dat beter dan met een queeste. Maar wat voor queeste? Ga ik de Heilige Graal vinden met een Monty Python-esque gezelschap? Een ring vernietigen met een pervers rariteitenkabinet? Of een prinses bevrijden door een draak neer te steken (mijn naam heb ik in ieder geval mee)? Neen, ik kies lafjes voor een voetbalqueeste. Mijn doel is om een seizoen lang de FA Cup te volgen en in ieder van de veertien rondes minstens één wedstrijd te bezoeken. Van Whickham naar Wembley.
Bijna was de discussie beslecht over wat de grootste bekerstunt aller tijden is. Bijna had een club spelend op het zesde niveau voor het eerst een club uit de hoogste divisie verslagen. En bijna waren Hereford United, Yeovil Town en Sutton United uit de geschiedenisboeken geschrapt. Bijna was de middelmatige verdediger Alex Penny een voetballegende geworden. Bijna had ik de grootste cup shock in 150 jaar met eigen ogen gezien.
Maar bijna is niet helemaal. Twee doelpunten in blessuretijd (de eerste in de 91ste minuut en de tweede in de 121ste minuut) zorgde ervoor dat West Ham United toch nog op het nippertje Kidderminster Harriers versloeg. Wat restte was een staande ovatie van het thuispubliek voor hun spelers, die alles hadden gegeven en zo ontzettend dichtbij een stunt waren.
Eigenlijk was de totale stilte van het thuispubliek van Kidderminster Harriers na de gelijkmaker van Declan Rice nog mooier dan de explosie van vreugde na de 1-0. Het was het gevoel dat je wel eens hebt als je ineens wakker wordt midden in een mooie droom. Even ben je totaal van de kaart en na een paar seconden besef je dat het allemaal fictie was en beland je keihard terug in de realiteit.