Fortuna Düsseldorf speelt zaterdag 23 november met een doodshoofd op het shirt tegen Bayern München. In de clubshop is de bijzondere outfit al uitverkocht. Het opvallende design markeert dertig jaar vriendschap tussen de rockband Die Toten Hosen en de club.
De eerste keer dat Fortuna met het doodshoofd van Die Toten Hosen het veld opkwam, was in 2001. De club was kort daarvoor afgezakt van de Bundesliga naar de Regionalliga, het derde niveau van Duitsland. Düsseldorf degradeerde in 2001 zelfs daaruit, al had het geluk dat twee andere clubs ophielden te bestaan en dat het daarom nog even in de Regionalliga mocht blijven. Maar een faillissement dreigde, tot groot verdriet van de muzikale fans.
“Fortuna hoort net zo bij Düsseldorf als Altbier en de Rijn,” aldus Die Toten Hosen-frontman Campino. De band – links georiënteerd en uitgesproken tegen het grootkapitaal – meldde zich als hoofdsponsor van Fortuna, twee seizoenen voor een miljoen euro. Het geld dat ze daarvoor nodig hadden, wilden ze bijeenspelen in de tournee die een jaar later stond gepland. Met kaartverkoop zou de band, die weliswaar populair is, maar niet elke week een stadion uitverkoopt, dat niet redden en dus werd voor het eerst in de geschiedenis gezwicht voor het aanbod een tournee te laten sponsoren. Brouwerij Diebels betaalde er een miljoen voor – precies dat miljoen dat Die Toten Hosen in de club staken.
Doodshoofdshirts
De band vreesde kritiek op de deal, maar die kwam er nauwelijks. “Het deed pijn om ons te laten sponsoren, maar het was voor een goed doel”, zei Campino bij de presentatie van de doodshoofdshirts in de zomer van 2001. Er waren ruim tweehonderd journalisten op afgekomen. “Ik denk dat we onze handen schoon hebben gehouden en dat iedereen begrijpt wat we hier doen. Wat we verdienen, geven we meteen weer weg. Ik had met dat miljoen ook een mooie auto kunnen kopen of een beetje de patser kunnen uithangen. Maar ik ga bij Fortuna op de tribune zitten.”
Het geld van DTH kon niet voorkomen dat Fortuna Düsseldorf alsnog naar het vierde niveau afgleed. Dat maakte de Hosen niets uit. “Of ze nu in de derde of de vierde liga spelen, wij blijven fans.” De band had er in ieder geval voor gezorgd dat de club bleef leven, ook in de Oberliga. Vanuit de basis die Die Toten Hosen hadden gelegd, werd langzaam gebouwd aan een bestendige profclub, die inmiddels weer in de 1. Bundesliga speelt.
Kort voordat de Hosen instapten, was ik op bezoek bij vrienden die voor Fortuna voetbalden. Jussi Nuorela, centrale verdediger en Fins international, kan zich zijn seizoen in Düsseldorf nog levendig herinneren. “Je merkte aan alles dat het een grote club was. Aan het stadion, de fans en de verwachtingen. Maar ze waren in één keer doorgedegradeerd van de 1. Liga naar de Regionalliga en het water stond de club aan de lippen. Het plan was om meteen weer terug te keren naar de 2. Bundesliga en daarom stond er best een dure ploeg op het veld.”
Maar toen in de loop van het seizoen duidelijk werd dat promotie er niet in zat, beseften de bestuurders dat het gedroomde geld van de 2. Bundesliga, dat ze al aan het uitgeven waren, er niet ging komen.
Premies
Nuorela weet nog precies wanneer dat besef insloeg. “Van het ene op het andere moment mocht ik niet meer spelen. Ik had een basissalaris dat werd aangevuld met premies. Dat waren winstpremies, maar ook wedstrijdpremies. Als ik alle wedstrijden zou spelen, kon ik mijn basissalaris bijna verdubbelen. Om een wedstrijd te laten meetellen, moest ik minimaal tien minuten in het veld staan.”
Omdat het geld op was, verordonneerde de clubleiding dat de coach zijn Finse verdediger maximaal acht minuten mocht laten spelen. “Plotseling kreeg ik alleen nog invalbeurten van vijf tot acht minuten. Zo moeilijk had de club het toen al.” Een speler die zijn magere basissalaris niet eens kreeg uitbetaald, vulde na afloop van de wedstrijd bij het buffet in de sponsorruimte zijn sporttas met blikjes en broodjes.
“Ik ben na dat seizoen vertrokken”, zegt Nuorela, “en kort daarna moesten Die Toten Hosen Fortuna redden. Ze waren daarvóór ook al heel betrokken. We gingen als spelers naar concerten en mochten dan altijd backstage. Ze hielden in Düsseldorf wel van een feestje.”
Pornoset
Mede door dat laatste houdt Nuorela warme herinneringen aan de Rijnstad. “Het was een leuke plek om te wonen, ik heb toevallig laatst mijn appartement nog eens opgezocht op Google Streetview.” Dat appartement staat ook in zijn netvlies gebrand, want het was in de twintig jaar daarvoor vermoedelijk gebruikt als set voor Duitse softporno. Op de muur zat geen behang, maar een soort vacht, er was een leefkuil met een doorleefde leren bank en alles was uitgevoerd in zwart, rood en oranje. “Het was een aparte woning, ja”, lacht de Fin. “Maar als ik rechts de deur uitliep, was ik in het centrum, en links liep ik naar de Rijn.”
Grote club
De bruisende stad en het Rheinstadion pasten niet helemaal meer bij de status van de club toen Nuorela er speelde. “Er zaten voor grotere wedstrijden nog wel 15.000 toeschouwers, maar er konden er 50.000 in het stadion. Aan de fans die nog wel elke week kwamen, merkte je wel dat het een grote club was. Zij gingen er nog vanuit dat Fortuna alles moest winnen.”
“We speelden een keer een uitwedstrijd in een klein plaatsje. Er was een flinke groep fans meegereisd. Wij kregen al na tien minuten een rode kaart, maar we wisten er met tien man toch nog een 1-1 uit te slepen. We hadden ons kapot gewerkt, maar onze supporters waren witheet. Het grote Fortuna mocht niet gelijkspelen tegen zo’n boerenclubje. Dat vonden ze een schande. We werden bekogeld met stenen en moesten een uur in de kleedkamer blijven tot de gemoederen bedaard waren.”
Die Toten Hosen
Die Toten Hosen zullen het ongetwijfeld met een glimlach hebben aangezien. Ze houden wel van fanatieke support – op of iets over het randje – zo spelen ze zelf immers ook. Hun eerste steunactie voor Fortuna was al in 1989, toen ze van elk verkocht kaartje een percentage afstonden om de transfer van speler Tony Baffoe naar Düsseldorf te financieren. De speler moest zelf altijd hartelijk lachen als hij eraan werd herinnerd dat zijn rechterbeen eigendom van Die Toten Hosen was.
Het is dus dit seizoen dertig jaar geleden dat de liefdesrelatie tussen de band en de voetbalclub officieel werd. Vandaar dat shirt. Dat het doodshoofdshirt uitgerekend tegen Bayern München zijn rentree maakt, is geen toeval. De Hosen zijn ook de schrijvers van het nummer Bayern met als refrein: “Es kann soviel passieren. Es kann soviel geschehen. Nur eins weiß ich hundertprozentig. Nie im Leben würde ich zu Bayern gehen.”
De ouders van voetballers die voor Bayern tekenen, krijgen er ook nog eens van langs in het lied, waarover Uli Hoeneß zei: “Dit is de vuiligheid waaraan onze maatschappij ooit nog eens kapot gaat.” Lekker op het randje dus, maar altijd vol liefde voor Fortuna.
Foto header: Pro Shots/Imago