Behalve bij je eigen gezin is het nergens zo fijn thuiskomen als in het stadion van je eigen voetbalclub. De plek waar je soms al decennia komt, de mensen om je heen bent gaan beschouwen als familie en frustraties door werk of privé voor zeker negentig minuten kunnen worden vergeten. Die plek is door alle coronamaatregelen even niet meer dezelfde. Zo merkte ik afgelopen woensdag, toen ik voor het eerst sinds 6 maart weer eens voet zette in het Fortuna Stadion.
Met slechts duizend toeschouwers op de (deels gesloten) tribunes was de ambiance op voorhand er eentje van een oefenpartijtje. Nu was het duel met VVV-Venlo ook een wedstrijd in de voorbereiding. Dus in dit geval was de matige sfeer een overkomelijk probleem. Deze ‘coronaproof’ oefenpot was echter ook de generale repetitie voor de eredivisie, die binnenkort van start gaat. Of ik op zondag 19 september, thuis tegen sc Heerenveen, er ook bij ben, is helaas nog steeds onduidelijk.
Met bijna 2.900 verkochte seizoenkaarten plus relaties, sponsors en pers zou je zeggen dat een stadion met een capaciteit van dertienduizend zitplaatsen zo is in te richten dat iedereen elke twee weken kan genieten van een potje voetbal. Al mag er dan niet gezongen worden en is er schouder-aan-schouder springen (iets wat ik op mijn stekkie op vak C3 toch al niet deed) eventjes niet bij.
Capaciteit
Ondanks de wat onwerkelijke situatie op de tribunes – met letterlijk vier stoeltjes en één rij tussen elke bezoeker – was ik na afgelopen woensdag optimistisch. Optimistisch dat ik waarschijnlijk naar elke thuiswedstrijd van Fortuna zou kunnen. Ik werd gesterkt in mijn gedachte toen ik hoorde wat de capaciteit in De Kuip wordt: 13.000 toeschouwers. Dat is 25% van de capaciteit. Dat zou omgerekend dus 3.250 toeschouwers zijn in het Fortuna Stadion. Met wat creatieve oplossingen, bijvoorbeeld een speciaal vak voor dertien- tot -zeventienjarigen plus families op één tribune, zou dat zelfs nog wat hoger kunnen zijn.
Helaas is Nederland nogal van de regeltjes. En dan met name van de regels die bedoeld zijn om het plezier in het voetballen kijken bij jou en mij moeilijker te maken. Ik doel dan vooral op de werkwijze van de Veiligheidsregio’s. Betaald voetbalclubs lijken vooral gezien te worden als kermisattracties. Naar voorschriften, plannen en draaiboeken wordt simpelweg niet gekeken. Laten we ‘nee’ zeggen, dan zijn we in één klap van het probleem af. De Veiligheidsregio als hoeder van de mogelijkheden in bijzondere tijden. Daarmee staan de clubs buitenspel. Elke Veiligheidsregio bepaalt namelijk zijn eigen beleid en dus ook wat er wel en niet mogelijk is. Subjectieve factoren spelen daarbij ook nog eens een net zo belangrijke rol als objectieve argumenten.
Zuid-Limburg
In Zuid-Limburg is Fortuna Sittard, samen met MVV en Roda JC, een speelbal geworden van de Maastrichtse burgemeester Annemarie Penn-te Strake. Niet bepaald een voetballiefhebber. Als voorzitter van de Veiligheidsregio bepaalt zij (samen met haar collega-burgemeesters) of ik als seizoenkaarthouder er over dik twee weken bij ben tegen Heerenveen. Duidelijk is dat de Veiligheidsregio Zuid-Limburg andere regels en restricties hanteert dan andere Veiligheidsregio’s. Waardoor sprake is van een lagere capaciteit in Sittard, Kerkrade of Maastricht dan wanneer deze drie clubs bijvoorbeeld in de Rijnmond (met een hogere besmettingsgraad qua corona) of West-Brabant zouden hebben gelegen.
Fortuna Sittard heeft de draaiboeken klaar, maar ziet vooralsnog het sein op rood voor de door henzelf gewenste capaciteit. Vooral tot hun eigen grote frustratie, want wat kun je als club nog meer doen dan draaiboeken en plannen overleggen om de regionale autoriteiten te overtuigen dat aan alle eisen voldaan kan worden? Na maanden wil iedere Fortunees, MVV’er en Roda-fan weer eens thuiskomen. Al zit je buurman voorlopig dan even anderhalve meter verderop.
Martijn Schwillens schreef eerder onder meer het boek Verdwenen profclubs. Namens Staantribune werkt hij momenteel aan een boek over verdwenen stadions in Nederland.
Foto header: Bob Thomassen