Het Ferenc Puskásstadion in de Hongaarse hoofdstad Boedapest is, of beter gezegd was, een typisch geval van Sovjet-architectuur. Bombastisch, nationalistisch en groots. Bij mijn bezoek in 2015, een jaar voordat het stadion werd gesloopt, was van het eens zo trotse stadion weinig meer over. Vergane glorie, maar juist dat maakte mijn bezoek meer dan de moeite waard.

Alle clichés over oude, communistische oostblokstadions bleken in het Ferenc Puskásstadion te kloppen. Tot na de breuk met het communisme in 1991 werd het stadion het Volksstadion (Hongaars: Népstadion) genoemd, een typische naam in communistische landen. Het stadion werd na de Tweede Wereldoorlog gebouwd, uiteraard door ‘vrijwilligers’. Het was groots opgezet en bedoeld voor meerdere sporten. Zo lag er uiteraard nog een sintelbaan, stond er een old school scorebord van duizenden lampjes in het stadion en maakten de vier op hijskranen lijkende lichtmasten het communistische plaatje compleet.

Het stadion kende twee gezichten. Aan de ene kan van het vrijwel onoverdekte stadion was een grote tweede ring gebouwd, die de jaren voor de sloop in 2016 al jaren dicht was vanwege de slechte staat. Je hoefde geen bouwkundig ingenieur te zijn om te zien dat die tweede ring in belachelijk slechte staat was. Onderin het stadion stond, omringd door tribunes voor het ‘gewone volk,’ een aparte loge voor hoogwaardigheidsbekleders, althans, daar ga ik vanuit. Want communisme kan op papier dan wel heel mooi klinken: niet iedereen was even gelijk als dat men pretendeerde te zijn.

Speakers

De buitenkant van het Puskásstadion aan die kant was zeer herkenbaar vanwege de grote, op speakers lijkende bouwsels, die het aangezicht van het stadion aan die kant een mooi, brutalistisch tintje gaven. De prachtige, oude, verweerde letters die het tribunevak aangaven, maakten de sprong in de tijd compleet. Alsof je nog daadwerkelijk in de jaren zestig rondliep.

Tussen de gigantische ‘speakers’ waren de trappen richting de eerste ring. Maar hiervan waren bij mijn bezoek de meeste al jaren niet meer in gebruik, gezien de begroeide trappen en hekken. Intussen leek bij mijn bezoek de verhuizing al begonnen. De opgang tussen de eerste en tweede ring stond vol met oude gymtoestellen, meubels en puin, en daartussen stonden uit ijzer opgetrokken eetkraampjes, volgeplakt met clubstickers. Lang kon ik daar niet blijven, want hoewel ik het stadion zomaar in kon lopen, was dat volgens de beveiliging toch echt niet de bedoeling toen ze mij in de smiezen kregen.

Overblijfselen

Afijn, een hoop geschreeuw later deed mij aan de andere kant van het stadion belanden. Daar stond de simpele, maar prachtige hoofdingang, opgebouwd uit grote blokken steen. Een schril contrast met de andere, bombastische kant van het stadion. Een klein gedeelte hiervan is opgenomen in het nieuwe stadion, de Ferenc Puskás Aréna. In het voormalige hoofdgebouw zal het Ferenc Puskás Museum binnenkort zijn deuren openen. In het nieuwe stadion lijken ook de grote ‘speakers’ weer opgenomen, maar de oude zijn toch echt gesloopt. Het is een schrale troost dat deze herkenbare bouwsels wel in het ontwerp van de nieuwe arena zijn opgenomen.

Het oude Ferenc Puskásstadion was een juweel uit het communistische tijdperk. Maar ook in Hongarije heeft de vernieuwingsdrang helaas hard toegeslagen als het gaat om stadions.