Luis Monti – een Italiaans Argentijns voetballer, die vandaag in 1901 in Buenos Aires werd geboren – klopte nog nietsvermoedend het stof uit zijn sloffen bij San Lorenzo, toen het een aantal Europese leiders begon te dagen. Voetbal is niet zomaar een spel. Het is het spel van het volk. Het beroert de massa en vormt een ideale bondgenoot voor wie die massa wil bespelen.

Benito Mussolini had het rond 1930 als eerste door en zou er een hele natie mee naar zijn hand zetten. De eerste editie van het WK was vooral een Zuid-Amerikaanse aangelegenheid geweest. Het gastland en het gros van de deelnemende landen waren Zuid-Amerikaans. En zowel de passie van de supporters als de dominantie van de Zuid-Amerikaanse teams onderstreepten de superioriteit van het nieuwe continent.

Met uitzondering van de verrassende halvefinalisten uit Joegoslavië hadden de Europese delegaties slechts een figurantenrol gespeeld in Uruguay. Vier jaar later was daar in de laars van het oude continent niets meer van te merken. Alle kwartfinalisten kwamen uit Europa en het toernooi ging van begin tot einde gebukt onder een reusachtige brok Italiaans machtsvertoon. Mussolini zag de tweede editie van de wereldbeker als de ideale vitrine om zijn totalitaire regime aan de wereld te presenteren. En daarbij ook af te rekenen met de hardnekkige perceptie van zijn land als een luie samenleving die de trein van de modernisering had gemist.

Het nieuwe Italië

Zijn nieuwe Italië moest atletisch, gedisciplineerd en sterk zijn. Van het voetbalinhoudelijke had Il Duce geen kaas gegeten, hij kende nauwelijks de spelregels. Maar de Romeinse geschiedenis en de eeuwenoude tevredenheidstactiek van Brood & Spelen kende hij wel. Waar het publiek voetballers en stadions zag, zag Mussolini gladiatoren die in amfitheaters voor de eer van het vaderland streden.

Niet de schoonheid van het spel, maar de krachtpatserij en de eendracht op de tribunes fascineerden hem mateloos. Zijn onderdanen wilden voetbal zien en Mussolini schonk het hen gewillig. In splinternieuwe stadions die bol stonden van de fascistische propaganda. Il Duce wist dat hij de onvoorwaardelijke steun van zijn volk kon gebruiken. Want in de zomer van 1934 maakten de Italianen zich – zeker op sportief vlak – niet populair.

Het WK van 1934

Het begon nog voor het toernooi goed en wel van start ging. Uit protest tegen de Italiaanse afwezigheid in Montevideo vier jaar eerder, weigerde regerend kampioen Uruguay naar Italië af te zakken. Vicekampioen Argentinië was dan weer niet te spreken over wat in Buenos Aires ‘de diefstal van de eeuw’ genoemd werd. In de aanloop naar het eerste wereldkampioenschap op Europese bodem werden vier Oriundi, Argentijnen van Italiaanse afkomst, overtuigd om hun geboorteland vaarwel te zeggen. Raimundo Orsi, Enrique Guaita, Attilio Demaria en Luis Monti. Zij ruilden voor een smak geld de maté en de pampa’s voor de Italiaanse wijngaarden in.

Zij zouden voortaan voor het land van hun voorouders gaan voetballen. Verbitterd en kwaad stuurden de Argentijnen vervolgens een amateurploeg naar Italië. Bedoeld als belediging, maar Mussolini vond het prima. De omstreden naturalisaties en de boycot door de Zuid-Amerikaanse teams deden de Italiaanse kansen op een eindoverwinning alleen maar toenemen.

Luis Monti

Van de vier Oriundi die tussen 1930 en 1934 in Italië neerstreken sprak Luis Monti het meest tot de verbeelding. Demaria voetbalde al enkele jaren voor Internazionale, Guaita had de rangen van AS Roma versterkt en Orsi die van Juventus. Maar dé draaischijf van de trots uit Turijn was Luis Felipe Monti. Ondanks zijn 1,67 meter en het koosnaampje Luisito was het paradepaardje van Juve een imposant figuur. Menig tegenstander had schrik om de geblokte Monti tegen het lijf te lopen. En gezien zijn onuitputtelijke loopkracht gebeurde dat vaker dan het die tegenstander lief was.

Het had hem de bijnaam Doble Ancho (Dubbele Breedte) opgeleverd. Negentig minuten lang dook hij over de ganse breedte van het veld op om de gaten in de verdediging te dichten, wat vooral voor oeverloze frustraties zorgde bij iedereen die een andere club dan de Piëmontese genegen was.

Wat Giuseppe Meazza was voor Inter, was Monti voor de Oude Dame. Gedirigeerd door Monti slaagden de witzwarten er begin jaren dertig in om vijf seizoenen op rij de scudetto binnen te halen. Een huzarenstukje dat pas tussen 2011 en 2016 voor het eerst opnieuw geëvenaard werd. Het zorgde ervoor dat Juventus maar liefst negen spelers mocht afvaardigen voor de Italiaanse WK-selectie van 1934.

De vijf gouden jaren

La Vecchia Signora had haar Quinquennio d’oro, de vijf gouden jaren, aan zijn spelverdeler te danken, maar de dankbaarheid was wederzijds. Het was dankzij Juventus dat Monti zijn carrière had kunnen verder zetten. Voor de Argentijnen die in 1934 moord en brand schreeuwden omwille van het zogenaamde verraad van de Oriundi, was Monti in 1930 nog persona non grata geweest. Na de met 4-2 verloren WK-finale tegen Uruguay werd Luisito afgemaakt door de Argentijnse pers.

Monti, de ruggengraat van het team, had ondermaats gepresteerd. Van zijn messcherpe tackles, die Argentinië tot in de finale hadden gebracht, was er tijdens de clash met de aartsvijand geen spoor geweest. De pers wist echter niet wat er zich achter de schermen had afgespeeld. Een straatbende uit Montevideo had de avond voor de finale het Argentijnse hotel kort en klein geslagen. Daags nadien had Monti, de meest gevreesde Argentijn, een brief ontvangen waarin hijzelf en zijn familie met de dood werden bedreigd. De draaischijf zat in de val.

Dreigbrief

Ofwel verloochende hij zijn vaderland door de Uruguayanen vrije doorgang te verlenen, ofwel riskeerde hij het leven van zijn moeder. Tegen zijn natuur in had Monti geprobeerd het probleem te omzeilen. Hij vroeg zijn bondscoach, Francisco Olazar, om de finale niet te hoeven spelen. Maar gezien Adolfo Zumelzú, de enige doublure op zijn positie, geblesseerd was, had Olazar weinig keuze. Er was geen alternatief voorhanden. En het niet opstellen van een fitte Monti had zijn eigen positie als bondscoach in het gedrang kunnen brengen.

Denkend aan zijn moeder zwierf Luisito die middag negentig minuten lang lusteloos over het veld. De Argentijnen verloren en als kapitein kreeg hij de volle laag. In zijn thuisland had hij onverbiddelijk afgedaan. Voor Monti werd het een zwarte periode. Het spelplezier en de trainingsijver ebden weg, een depressie loerde om de hoek. De onverwachte uitnodiging om bij Juventus te gaan spelen kwam als een geschenk uit de hemel.

Met overgewicht, half geblesseerd en volledig uit conditie was de voormalige vedette maar wat blij dat hij weg kon uit Buenos Aires, de boot op richting het oude continent. De speler kon opnieuw in actie komen voor Juventus en Juventus had er een klasbak bij. Het bleek een gouden zet voor beide partijen. Een herboren Monti loodste de Oude Dame van de ene naar de andere titel en het duurde niet lang vooraleer hij ook bij de Azzurri mocht aantreden. Mussolini zag het allemaal graag gebeuren.

De allereerste schakelspeler

In 1930 werd Luis Monti door een journalist van L’Equipe de meest kwaadaardige verdediger ter wereld genoemd. Maar in het Metodo-systeem van de Italiaanse bondscoach Vittorio Pozzo zou hij bovenal uitgroeien tot de allereerste schakelspeler, een soort verdedigende middenvelder avant la lettre. Pozzo, een van de grondleggers van het catenaccio, gaf Monti een cruciale rol tussen verdediging en middenveld. In balbezit fungeerde hij als de onbetwistbare
spelmaker van het team. Terwijl hij bij balverlies tussen de twee vaste verdedigers inzakte om het defensieve compartiment van de ploeg te versterken.

Ook bij de Azzurri werd de dubbele breedte de motor van het team. Wat zijn brutale speelstijl betreft zat de Franse journalist er echter niet naast. Monti was een intimiderende en meedogenloos harde speler, zonder schrik om zelf te incasseren. Een blok beton uit Buenos Aires, die weliswaar met een enkele pass de voegen van een vijandige verdediging op splijten kon zetten.

De vaderlandswissel legde Monti geen windeieren. Terwijl zijn vroegere landgenoten het slachtoffer werden van de Argentijnse boycot, kon Monti wél voor een tweede keer op rij deelnemen aan het WK. Meer nog, hij zou de eerste – en enige – speler ooit worden die voor twee verschillende landen een WK-finale betwistte.

Wunderteam

Op weg naar die cruciale wedstrijd moesten de Azzurri eerst voorbij het Oostenrijkse Wunderteam van Matthias Sindelar, en dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Hoewel de Oostenrijkers net over hun hoogtepunt heen waren, bleven ze een te duchten kandidaat voor de eindzege. Mussolini wou geen risico nemen en nodigde Ivan Eklind, de Zweedse scheidsrechter die de halve finale zou fluiten, bij hem thuis uit om de wedstrijd te bespreken. Nadien leidden enkele gezelschapsdames en de nodige glazen wijn tot een alternatieve invulling van Brood & Spelen.

Naast de scheidsrechterlijke factor speelden op 3 juni ook de weersomstandigheden in het voordeel van de thuisploeg. De gietende regen toverde San Siro om tot een modderpoel waar het Weense Wunderteam geen raad mee wist. Het rondtikken van de bal verliep moeizaam, Sindelar kwam niet in het spel voor en aan beide zijden waren de kansen bijzonder schaars. Na negentien minuten vond Enrique Guaita toch een opening. Vanuit buitenspel zette de Oriundo het gastland op 1-0.

De voorafgaande overtreding van Meazza op de Oostenrijkse doelman Platzer werd niet bestraft en het catenaccio kon beginnen. Met Pozzo als commandant groeven de Italianen zich in op een terrein dat letterlijk op een slagveld vol loopgraven begon te gelijken. Monti hield zich, net als het gros van zijn medespelers, enkel nog met verdedigen bezig en ging daarbij regelmatig over de schreef. Het mocht, want Eklind was blind voor Italiaanse overtredingen. De Zweed kopte zelfs ‘per ongeluk’ een Oostenrijkse voorzet van Josef Bican weg.

Toen Monti Sindelar buiten de lijnen schopte, was het lot van het Wunderteam definitief bezegeld. Voetbaltechnisch een non-match, maar geen Italiaan die daar naar kraaide. Toch was het voor Monti niet allemaal rozengeur en maneschijn in de zomer van 1934. Naast een kans op eerherstel zou het toernooi hem vooral ook een wrange déjà vu opleveren. Omdat de Tsjechoslowaken in hun halve finale de Duitsers van het kastje naar de muur hadden gespeeld, nam Mussolini extra maatregelen voor de finale.

Finale

Eklind zou opnieuw de scheidsrechter van dienst worden en de Italiaanse spelers werden met drie simpele woorden onder druk gezet: vittoria o morte, een overwinning of je leven. Het waren slechts woorden, maar de ijzige blik in Mussolini’s ogen sprak boekdelen. Niemand durfde zich verroeren en Monti waande zich opnieuw in het hotel in Montevideo. Een bittere misselijkheid maakte zich van hem meester: “In Uruguay, in 1930, gingen ze me vermoorden indien we wonnen, en vier jaar later, in Italië, indien we verloren.”

Gelukkig voor Luis Monti werd er effectief verloren in 1930 en gewonnen in 1934, al scheelde het niet veel. In het Stadio del Partita Nazionale Fascista in Rome versloegen de Italianen Tsjechoslowakije met 2-1. Ruim 55.000 enthousiastelingen stonden opeengepakt op de treden van een tribune die aan de onderste ringen van het Colosseum deed denken. En er werd ook effectief gevochten die middag, op leven en dood.

Spijtig genoeg voor de Tsjecho-Slowaken was scheidsrechter Eklind even partijdig als het volk op de tribunes. Een vliegende tackle, waarbij Monti met beide voeten vooruit Frantisek Svoboda zowat doormidden schopte, werd slechts met een vrije trap bestraft. En Eraldo Monzeglio’s overtreding op Antonin Puc leverde geen penalty op, hoewel het voorval duidelijk in het strafschopgebied plaatsvond. Wanneer Meazza tot tweemaal toe op de rug van Rudolf Krcil mocht inbeuken, begrepen de Tsjecho-Slowaken dat het een ongelijke strijd zou worden.

Drama

Even nog leek een drama in de maak toen de Italianen na zeventig minuten op achterstand kwamen na een doelpunt van Puc. De Tsjechoslowaken hadden de beste kansen en konden de match in een beslissende plooi gelegd hebben toen Jiri Sobotka voor open doel naast schoot en Svoboda de paal raakte. Vittoria o morte hing als een zwaard van Damocles boven het stadion, letterlijk. Een levensgroot standbeeld van Mussolini dat bovenop de lange zijde van de tribune was geplaatst overschaduwde het veld en leek het zwaard elk moment te kunnen bovenhalen.

Het volk op de tribunes verstomde. Het was veertig graden, maar symbolische wolken troepten samen boven de hoofdstad. Verschillende doemscenario’s spookten Monti door het hoofd alvorens flankaanvaller en mede-Oriundo Raimundo Orsi voor een zucht van opluchting zorgde door de 1-1 binnen te krullen. In de verlengingen zorgde de Bolognese schietschijf Angelo Schiavio ervoor dat het gastland op een diefje met de beker ging lopen.

De fascistische vlaggen wapperden de wolken en de grimmige stemming van het veld. Het beeld van de dreigende, boven het stadion uittorende Mussolini maakte plaats voor dat van het glimmende en glunderende staatshoofd op de eretribune. Zijn gladiatoren hadden gewonnen. Monti daarentegen was al lang blij dat hij de beproevingen in het amfitheater voor een tweede keer had doorstaan. Het vechten in de arena vond hij geweldig, maar van de bedreigingen had hij ondertussen zijn buik vol. De Dubbele Breedte had zijn portie Brood & Spelen na al die jaren wel gehad.