De vakantie is altijd een mooi moment om te evalueren. Hoe gaat het met de kinderen, bevalt het werk nog en wat zijn doelen voor komend jaar? De zondag voordat ik weer moet gaan werken, bespreek ik dit met mijn vrouw en ze zegt: “Hak de knoop eens door en neem gewoon ontslag! Van daaruit ontstaat er vanzelf weer het een en ander.” Ik schrijf de volgende dag mijn ontslagbrief en hoewel dat enige spanning oplevert, biedt het ook opeens een zee aan mogelijkheden. Zoals voetbal op de Faeröer.
Nog geen week later zegt mijn vrouw: “Waarom ga je niet een paar weken op reis? Je hebt het er al jaren over om naar de Faeröereilanden te gaan met het gezin, maar volgens mij is dit vooral iets wat je zelf heel graag wilt doen. Nu is de kans, pak hem gewoon. Ik regel het thuis verder wel.”
Fijn, zo’n vrouw die denkt in mogelijkheden. Vliegtickets en accommodaties regel ik snel. De voorpret begint al wanneer ik denk aan de voetbalstadions die ik ga bezoeken. Bekend van velden op de Faeröer is dat ze vaak op prachtige locaties liggen, niet zelden met uitzicht op bergen en fjorden.
Ik leerde de Faeröereilanden kennen toen ik veertien jaar was. Oostenrijk verloor in de EK-kwalificatie van 1992 van het nietige landje. Ik herinner me keeper Jens Martin Knudsen. Deze droeg tijdens wedstrijden een bijzondere muts, omdat hij op jonge leeftijd een hersenschudding had opgelopen.
07 Vestur
De eerste dagen breng ik door op het eiland Vagár. Dat is onder meer bekend van het ‘Lake above the Ocean’ (verplicht googelen, een must-see). Op Vagár bezoek ik onder meer de kunstgrasvelden in Sandavágur, Miðvágur en Sørvágur. In laatstgenoemde plaats speelt 07 Vestur. Het veld ligt prachtig aan een oogverblindend mooi fjord. Achter het doel dient een oud bootje als mini-staantribune. Een landende Boeing op weg naar het nabijgelegen – en enige – vliegveld scheert over het kleine complex en ik schiet snel een beeld van veld, lichtmast en vliegtuig. Het blijkt een voorbode van al het moois wat je hier aan kunt treffen.
Eenmaal in de hoofdstad zoek ik mijn ‘shed’ op, zoals de hosteleigenaar het tiny house noemt. Vanuit mijn kleine woonkamer hoor ik gejuich van spelers. De voetbalvelden zijn niet ver weg en ik ga snel een kijkje nemen. Op een bijveld spelen twee veteranenteams tegen elkaar. Met een mix van oprecht aanmoedigen en dan weer in lachen uitbarsten over het vertoonde spel, aanschouwt een twintigtal jongeren het wedstrijdje vanaf een betonnen tribune. Die zit rechtstreeks vast aan een promenade die achter de hoofdtribune van het nationale stadion Tórsvøllur door loopt.
Complex zoals Heracles
Uit dat stadion komen ook geluiden en als ik om het hoekje kijk, zie ik een dameswedstrijd. Het complex oogt modern, een beetje zoals dat van Heracles, maar dan met tribunes aan slechts drie verschillende zijden. Achter een van de doelen is een fitnessruimte voor de spelers. Je kunt overal de tribunes op, het veld rondlopen, zitten waar je maar wil. Geen haan kraait ernaar. De stadionlampen van het nationale stadion zijn overigens van een uitzonderlijk mooi design. Het lijken wel vier juichende spelers, ieder staand op twee licht gehurkte benen. Lichtmastliefhebbers komen hier aan hun trekken.
Wanneer ik vanuit dat stadion weer langs de veteranen kom, loop ik rechtsaf naar een stadionnetje wat zo uit de stripreeks De wondersloffen van Sjakie zou kunnen komen. Achter het doel kun je gelijkvloers staan, zoals bij vrijwel elk amateurveld in Nederland. Dan is er een groene tribune met witte stoeltjes aan de lange zijde van het stadion. Deze oogt enigszins modern en is tevens de plaats waar de stadionspeaker zit. Onder het dak is ruimte voor de vaste camerapositie, zoals je dat vroeger bij Seraing of KSK Beveren zag. Achter het andere doel ligt een heuvel waar allemaal houten bankjes kriskras door elkaar staan opgesteld.
Voetbal in Tórshavn
Dé reden om hier voetbal te gaan kijken, en dan toch zeker de derby, is echter de andere lange zijde. Hier tref je namelijk twee betonnen overdekte tribunes in de kleuren rood-zwart (vanaf het veld gezien aan de linkerkant) en wit-zwart (rechts). De rood-zwarte tribune heeft de stoeltjes zo opgesteld dat je HB kunt lezen en op de wit-zwarte tribune lees je B36. Tussen de twee tribunes is een heuveltje, met ervoor wat reservedoeltjes. Er is een wedstrijdje bezig tussen twee O15 teams, toevalligerwijs ook van HB tegen B36.
Ik raak aan de praat met een vader van een van de wit-zwarten en hij geeft aan dat zijn club het lastig heeft de laatste tijd. Hij verwacht dan ook dat HB morgen gaat winnen. De man is zelf fan van Liverpool. Het gesprek gaat dan ook al snel over Arne Slot en Feyenoord. In zijn ogen allemaal wat belangrijker dan het voetbal in zijn eigen stad, of zeg maar gerust uit de kluiten gewassen dorp, Tórshavn.
Matchday
’s Avonds drink ik wat gigantisch dure halve liters craft beer in de lokale Mikkeller pub voordat ik weer op ‘huis’ aan ga. Maar eerst schiet ik nog snel wat foto’s in de stadions die nu gevuld zijn met flarden dichte mist. Een griezelig tafereel, terwijl er nog steeds tientallen jonge kinderen op de velden aan het spelen zijn. In de kantine van B36 is een tienerfuif aan de gang.
De volgende dag is het matchday. Maar voor het zover is, ga ik even hardlopen. Na een bosrijk parkje (zeker voor een land zonder bomen), twee havenarmen, de oude binnenstad op een kleine heuvel en hier en daar wat andere straten, loop ik nog even langs de stadions. Mijn Strava-app noteert na afloop dat ik moeiteloos door het nationale stadion kon rennen. In welk ander land is dit mogelijk? Het tekent de ontspannen sfeer die je bij alle velden tegenkomt op de eilanden. Ballen, doeltjes en pionnen blijven op de velden voor een volgend trainingsmoment. Scholen gebruiken de velden ook voor lesactiviteiten.
Geen fouillering
Om vier uur zal de wedstrijd beginnen. Een uur eerder loop ik naar twee suppoosten, gehuld in gele hesjes. Kaartjes worden niet verkocht in een daarvoor ontworpen hokje met poortjes, maar gewoon bij een van de openstaande ingangen. Ik reken 100 Deense/Faeröerse kronen (circa 13 euro) af en kan zonder te worden gefouilleerd het stadion betreden. Waar ik wil gaan zitten of staan, is mijn eigen zaak. Daar doen ze hier niet moeilijk over. Er is immers plek zat.
Twee kleuters fietsen onverstoord door het stadion en achter op de heuvel worden rood-zwarte vlaggen aan de verspreide bankjes gemonteerd. Het oogt allemaal zo onschuldig. Eigenlijk zoals voetbal bedoeld is voor het grote geld opkwam. Ondanks dat hier internationale spelers actief zijn in de hoogste competitie, is het voetbal de hypercommercie bespaard gebleven. Alleen de tenues vertonen opmerkelijk veel sponsoren.
Angstvallig leeg
Ik wil nog wat foto’s van buiten het stadion schieten. Dat is ook al geen enkel probleem. “We hebben gezien dat je een kaartje hebt gekocht” lijken de kaartverkopers te denken en je kunt gewoon nog even naar buiten lopen. Een kwartier voor de aftrap kijk ik om me heen en het is nog angstvallig leeg. Enkele weken terug had ik via het officiële Instagram-kanaal van HB gevraagd of ik vooraf kaartjes moest bestellen. Het antwoord volgde al snel. Totaal overbodig. Maar nu zo net voor de wedstrijd, met nog maar zo’n tweehonderd mensen in het stadion, is het wel heel treurig gesteld. Dat troosteloze beeld wordt nog eens versterkt wanneer ik een paar meter van me vandaan een man met twee chihuahua’s op zijn schoot zie zitten. Ach, je kunt in ieder geval niet zeggen dat er geen hond komt kijken.
Beide teams komen onder de klanken van Jump van Van Halen het veld op. Nadat het eerste fluitsignaal heeft geklonken, vult stadion Gundadalur zich langzaamaan dan toch met zo’n 1.500 toeschouwers. De rechtsbuiten van B36 mist zijn rechterarm. “Dat niveau dus”, schiet door mijn gedachten. Op het middenveld speelt de Nederlandse voetballer Jelle van der Heyden, die in het verleden actief was voor onder meer FC Twente.
Typisch Scandinavisch
De wedstrijd is zo’n typisch Scandinavische, waarbij er veel inzet is en het veldspel tot de zestien best aardig oogt, maar waarbij de individuele finesse en techniek ontbreekt om iets bijzonders te wagen. Havnar Bóltfelag scoort al vrij snel de 1-0 en dat brengt een van de betonnen tribunetjes aan het juichen. B36 krijgt een niet te missen kans, maar deze wordt van de lijn gehaald en een furieuze overtreding van datzelfde B36 blijft onbestraft. Sterker, ondanks kermende pijn aan HB-kant blijft een behandeling uit. Een kopbal richting eigen doel kan door de keeper van HB ternauwernood voor de eigen doellijn onschadelijk worden gemaakt en de wedstrijd wordt alsmaar grimmiger, wat resulteert in enkele gele kaarten.
Rustsignaal. Een teken voor kinderen om het veld op te gaan om te voetballen met ouders en vriendjes. Ik loop ondertussen naar beide tribunes om daar te kijken wat er in de kantines te doen is. Het valt op dat er alleen koffie en thee wordt verkocht, geen bier. Daarvoor moet je waarschijnlijk naar het dichtbij gelegen EFFO-pompstation. Wel kun je hotdogs kopen waarbij je het broodje – zo hard als steen – met je blote handen open moet zien te maken. In de kantine van B36 is zowaar wat merchandise te kopen, zoals het thuisshirt van de club.
Geweldig logo
B36 heeft een geweldig, bijna Oost-Duits logo. Als ik dus al iets zou willen kopen van een van beide clubs, dan neig ik naar dat van de Hvítir of White Tigers, zoals de bijnamen luiden. Even verderop heeft een gezin zelfgebakken cakes meegenomen, die je voor een kleine bijdrage kunt kopen. Schitterende muurschilderingen kleuren de beide clubhuizen. Deze hebben een oorsprong in het socialisme. De hand met de hamer in het logo van HB verwijst naar de arbeidersklasse van de club.
In de kantine van Havnar koop ik een wafel met slagroom, wat door een gezinnetje wordt klaargemaakt. Het fluitsignaal heeft inmiddels geklonken wanneer ik besluit om achter het doel te gaan staan waar geen tribune of heuvel is. De mist tovert prachtige beelden. De geringe kracht van lampen aan iele lichtmasten zorgt ervoor dat het flauwe stadionlicht het veld nauwelijks weet te bereiken. In deze spookachtige sfeer hobbelt de wedstrijd verder, waarbij B36 steeds meer aandringt en uiteindelijk in de 60e minuut ook de gelijkmaker weet te maken.
Eindsignaal
Een schot van afstand teistert later de onderkant van de lat en HB is rijp voor de slacht. Dan opeens een opmerkelijk tafereel. Een doorgebroken speler van B36 valt in de zestien. De scheids is resoluut en toont hem de rode kaart. Schwalbe. Tumult alom. Als de storm gaat liggen blijkt dat de scheids – niet geholpen door een VAR of grensrechter – toch besluit dat het geel moet zijn. Boegeroep.
Het slot is toch voor HB, die door de rood-zwarte tribune tergend langzaam wordt toegezongen door een stel oudere mannen. Haaooo – Béééj, Haaooo – Béééj. Ze scoren en niet veel later ploft er nog een bal op de buitenkant van de paal. Eindstand: 2-1. Het is voor de kinderen met rood-zwart bloed aanleiding voor een heuse veldbestorming. Sweet Caroline klinkt door de speakers. Spelers en kinderen lopen naar het vak met de – niet zo heel – fanatieke aanhang en steken tezamen hun handen driemaal in de lucht. De eer en glorie van dit weekend gaan naar de gezinnetjes van de 120 jaar oude club van Tórshavn. Gezien het aantal ontmoetingen per jaargang kan dat over enkele weken weer helemaal anders zijn.
KÍ Klaksvík tegen Vikingur
Een paar dagen later pak ik de bus van Vestmanna op het eiland Streymoy naar Klaksvík op het eiland Borðoy. Klaksvík is de tweede stad van de Faeröer, maar met zo’n vijfduizend inwoners kun je hier nauwelijks van een stad spreken. Met de eigenaar van mijn B&B-locatie heb ik afgesproken dat ik mijn tas tijdig mag stallen in het ‘tiny house’, tien meter van het fjord. Het is pas 11.00 uur. Ik heb nog tijd genoeg om uitzichtpunt Klakkur te bezoeken. De aanloop erheen is lang en eindigt met een steile, glibberige klim.
Bij het naar boven lopen, kom ik een Engelsman uit Halifax en zijn vriendin uit Laos tegen. Na wat small talk komen we erachter dat hun doel hetzelfde is als dat van mij. Het bezoeken van de wedstrijd. Zijn vriendin heeft de grootste moeite om de top te bereiken. Het uitzicht is waanzinnig. 360 graden rond kun je kijken naar de eilanden Kalsoy, Kunoy, Borðoy en Esturoy. Water en bergen, waar je ook kijkt.
Europese Conference League-campagne
Iets na tweeën kan ik ongemoeid het stadion binnenlopen. Het is nog geen uur voor de aftrap tussen de nummers 3 en 1. Ik vraag waar ik überhaupt kaartjes kan kopen. “Oh, de verkoop start pas over een minuut of twintig, schat ik zo”, zegt een vriendelijke man. Ik haal snel nog wat te eten en loop het supporterscafé van KÍ in. Overal stickers met Blátt er Got (Blauw is goed) aan deuren. Afbeeldingen van het laatste kampioenschap, ingelijst aan muren. Duidelijk is ook waar ze hier het meest trots op zijn. De Europese Conference League-campagne van de plaatselijke trots.
Ik neem een halve liter koude pils en ga aan de picknicktafels tegenover het stadion zitten. Ik raak al snel aan de praat met een van oorsprong Poolse man. Hij steunt Klaksvík, maar zijn echte liefde gaat uit naar Legia Warschau. Zijn zoon Michal Przybylski blijkt voor B36 uit te komen. Vader is afgelopen week naar dezelfde wedstrijd geweest als ik. Hij is het met me eens dat B36 eigenlijk meer had verdiend.
(Tekst gaat verder onder de foto’s)