De woensdag dat we dachten dat alleen Brabant de klos zou zijn, interviewde ik voor het supportersmagazine een Arnhemse Vitesse-fan. De stemming toen: een weekje omgekeerd carnaval vieren is voor Brabanders niet verkeerd. Een coronaverspreiding in Arnhem lag ook niet voor de hand. Quarantaine en sociale onthouding zijn hier niet de norm, maar uit angst voor een knal blijf je sowieso anderhalve meter van vreemde stadsgenoten vandaan.
Vorige week voelt inmiddels als drie maanden geleden. In Brabant kijken ze met heimwee terug naar de tijd dat ze daar intens verdrietig en boos waren over het verdwijnen van de naam ‘moorkop’. De Vitesse-supporter woonde in Presikhaaf en bleek een man van 71. Blij met bezoek verwelkomde hij me met gebak. Hij zei: “Mijn vrouw stond op één. Vitesse op twee. De hond op drie.” Vitesse was inmiddels naar plek één gestegen. Zijn vrouw was onlangs overleden. De hond lag in de tuin. “Onder een steen. Begraven. Vitesse is mijn uitlaatklep. Uitwedstrijden zijn mijn uitje, die busreisjes zijn ontzettend gezellig. Schoolreisjes voor volwassenen. Ik kijk er de hele week naar uit.”
Tunnel
Voor de 71-jarige supporter was Vites het licht aan het einde van een donkere, eenzame tunnel. Zo rap als Chinezen ziekenhuizen bouwen, zo snel is die tunnel in een week verlengd tot Gotthard-achtige proporties. Ik vrees dat afbrokkelend puin het einde van de tunnel blokkeert en de gepensioneerde Arnhemmer voorlopig opgesloten zit in spreekwoordelijke duisternis en letterlijke eenzaamheid.
Tijdens mijn voorlopig laatste wedstrijd, Vitesse – FC Twente, was het eindsignaal het licht aan het einde van de tunnel. Ik overwoog hardop om me aan te sluiten bij de steeds groter wordende groep Arnhemmers die GelreDome tegenwoordig vermijden. Mijn broertje maande me tot kalmte. “Kom op, dat zeg je in de emotie. Alles beter dan het hele weekend bij de vrouw zitten.”
Vitesse – Twente was een wedstrijd om direct te vergeten, het diepe dieptepunt in een seizoen dat Leonid Sloetski op zijn hoogtepunt stopte met ijsberen (na een interview van bewonderaar Ivo Niehe, die verrassend genoeg geen Russisch kon). Keisuke Honda liep op de toekomst vooruit door met een mysterieus mondkapje op de tribune te verschijnen. Geklaagd werd er over wat normaal verlichting bracht: de nieuwe bierleverancier van GelreDome, het Amerikaanse Bud, dat direct als niet te zuipen ‘butbier’ werd omgedoopt. De enige die lekker bezig was: de over een onzichtbare trampoline beschikkende Bryan Linssen. Hoewel een pessimist zal beweren: tekenend dat een dwerg de beste kopper van de eredivisie is.
Verloren seizoen
“Een verloren seizoen”, concludeerden we na Twente in het supportershome, waar ditmaal geen spelers kwamen vanwege corona. We maakten nog flauwe grapjes, dat het leek of de niet vooruit te branden Bazoer al maanden corona had en dat we hoopten dat Vitesse zijn thuiswedstrijden ook zonder publiek zou gaan afwerken.
In het supportershome trof ik dronken Duitsers die een voetbalweekendje Nederland deden. Absurd. Het was als de Nijmeegse Vierdaagsefeesten in Arnhem vieren. Een halflege hal, dramatisch voetbal, een doelpuntenmaker (Jay-Roy Grot) die vanwege een NEC-verleden door de eigen aanhang werd uitgefloten: de Duitsers waren vast ramptoeristen.
Een vriend, even weg van vrouw en kind, stelde voor het volgende weekend naar Duitsland te gaan voor wat echte voetbalbeleving: per trein naar VFL Bochum – Heidenheim, in de Tweede Bundesliga. De vriend trof ik gisteren, bij het Sonsbeekpark in Arnhem. Hij stapte na een wandeling net in de auto. Hoe het ging? “Tja”, zei hij met de kop uit het raam. “Ik werk thuis. Quarantaine enzo. We zitten de hele dag met zijn drietjes.” Hij kon het natuurlijk niet zeggen, met zijn vrouw naast hem, maar aan zijn gezicht zag je dat hij verlangde naar GelreDome. Het liefst een walgelijke wedstrijd, met heel veel irritante VAR-momenten, in ieder geval een pot met genoeg aanleiding om lekker leeg te lopen.
Quarantaine
Dit weekend stond Vitesse – Willem II op het programma. Een wedstrijd waar ik anderhalve week geleden niet naar uitkeek. In korte tijd is er veel veranderd. Mijn broertje had gelijk. Thuiszitten met de vrouw is ook niet alles (wel ideaal als je elkaar net ontmoet hebt, maar dat is hier niet het geval. Ik hoop bij jou, beste lezer, wel). Een voetbalstadion is een plek waar je – ongeacht spel of resultaat – iets kwijt kunt. Na een wedstrijd, veel bier en een supportershome, is het alsof je op de wc een hoop opgespaarde frustraties hebt doorgespoeld. Verlicht ga je weer naar huis (“Hoi schatje. Hoe was je yogales?”).
Natuurlijk: profvoetbal is tegenwoordig doorgeslagen gekte. Nu die gekte abrupt is gestopt, is het de vraag of die gekte niet een hoop gekte voorkomt. Opgesloten in je eigen huis hangen en quarantaine waarborgt je fysieke gezondheid. Hoe het zit met de geestelijke gezondheid, gaat blijken. Om in de toiletmetafoor te blijven: ook in mij hoopt zich momenteel iets op dat steeds groter wordt. Een enorme drol die ik nergens kwijt kan. Het is alsof ik in quarantaine ben in een ruimte waar de wc met rode linten is afgesloten. Als ik in de spiegel kijk, zie ik langzaam Jack Nicholson opdoemen in The Shining. “Here’s Johnny!”
Nee, een supermarkt is geen GelreDome. Al zijn de resultaten daar beter, lopen er meer mensen rond en verkopen ze er wel lekker bier.