Vergeet Netflix. Als voetballiefhebber móét je That Final Day, de NOS-documentaire van Tom Egbers en Kees Jongkind over de degradatiestrijd uit het Engelse profvoetbal, een keer hebben gezien. Vandaag in 2003 speelde die finale dag in de Football League zich af. Een paar jaar geleden spraken we Egbers over That Final Day en Engels voetbal in het algemeen.
Tom Egbers is een anglofiel. Dat is niet zo vreemd gezien zijn Engelse genen. Zijn moeder, afkomstig uit de West Country, kwam op jonge leeftijd tijdens een schoolreisje in aanraking met een slagerszoon uit Almelo. Ze werden verliefd en op 18 oktober 1957 werd Tom, vernoemd naar zijn Engelse opa Thomas, geboren. Ondanks dat hij opgroeide in Almelo en supporter werd van Heracles, was zijn Engelse kant nooit ver weg.
Liverpool
“Mijn moeder kwam uit de buurt van Weston-super-Mare, een kustplaatsje net iets onder Bristol. Wij gingen er wel eens op vakantie en ik kreeg soms pakketjes uit Engeland en dat was natuurlijk razend interessant. Er woont nog altijd familie van mij, maar mede door werk kom ik er niet zo heel vaak. Ik heb door mijn roots wel iets met de West Country, waartoe ook Exeter behoort. Die band heb ik overigens ook met de stad Liverpool. Mijn opa kwam uit Ierland op zoek naar werk en zoals de meeste Ieren zette hij voet aan wal in Liverpool. Nog altijd heeft zeventig procent van de mensen in Liverpool een Ierse voorouder. Honderd jaar geleden was Liverpool een van de rijkste steden ter wereld, maar de Ierse arbeiders waren daar in de vochtige kelders aan het wegrotten.”
“Toch heb ik een fascinatie met die stad en zeker met de muziek daar. Eigenlijk is Liverpool helemaal niet zo groot. Haal voorsteden zoals Crosby en Kirkby eraf en het is niet veel groter dan Utrecht, maar als je ziet wat daar allemaal vandaan komt, ongelooflijk. De stad heeft twee clubs die in de Premier League spelen en ontelbare bands zijn afkomstig uit de stad. The Beatles, waar drie van de vier leden Iers bloed hadden, Gerry and the Pacemakers, The Searchers en zo kan ik wel even doorgaan. Die muzikale traditie komt door de vele Ierse invloeden, want Ieren kunnen goed zingen. Liverpool was ook de doorvoerhaven voor veel mensen die naar Amerika wilden. De vlaggenmast van een van die schepen, de SS Great Eastern, staat al decennialang naast The Kop van Anfield. De muziek, de geschiedenis, het voetbal: alles is met elkaar verweven in Liverpool.”
Nederland – Engeland
Veel mensen met een dubbele nationaliteit hebben vaak moeite als hun vaderland en moederland tegen elkaar spelen. Anglofiel Egbers kiest toch voor Nederland als Oranje tegen Engeland speelt. “Ook in 1996, toen het EK in Engeland was en de wedstrijd op Wembley werd gespeeld, hoopte ik dat Nederland zou winnen. Maar een van de mooiste momenten die dag vond plaats nadat het Wilhelmus was gespeeld. God Save the Queen werd ingezet en 80.000 mensen zongen dat mee. Dat was zo indrukwekkend om mee te maken. Het kippenvel stond centimeters dik op mijn armen.”
That Final Day
Gezien zijn voorliefde voor Engels voetbal was het niet gek dat Egbers That Final Day maakte. Hoewel niet iedereen op de redactie even enthousiast was, zette Egbers het idee door en daardoor werden Swansea en Exeter bekende clubs bij veel Nederlandse voetballiefhebbers.
“Het idee voor het maken van een documentaire kwam in me op toen ik zag dat de degradatiestrijd in de Third Division (nu League Two, red.) enorm spannend was. Wat niemand weet, is dat toen het plan werd geopperd er nog zes clubs (Boston United, Bristol Rovers, Carlisle United, Shrewsbury Town, Swansea City en Exeter City, red.) konden degraderen en dat we die zes clubs in de weken voorafgaand aan de laatste speelronde allemaal hebben bezocht. We spraken met de clubs en met fans. Het was natuurlijk niet te hopen dat ze alle zes tot de laatste speeldag zouden strijden tegen degradatie, want zes cameraploegen naar Engeland sturen was niet te doen. Niet iedereen op de redactie vond het een goed idee. Mart Smeets vond het bijvoorbeeld helemaal niets.”
“Het vervelende was dat we moesten wachten tot de dinsdagavond in die laatste week voordat we zeker waren welke clubs nog konden degraderen. Boston en Bristol Rovers waren toen al veilig, maar we hadden nog altijd vier clubs over. Shrewsbury en Carlisle speelden toevallig die dinsdagavond tegen elkaar. Carlisle won met 2-3, waardoor zij veilig waren en Shrewsbury zeker gedegradeerd was. Erg goed, want nu waren op de laatste speeldag alleen nog Swansea en Exeter over. Het scenario was perfect, want niet alleen hadden we maar twee clubs over, ze speelden ook nog eens allebei thuis. Het kon bijna niet beter. Kees Jongkind ging naar Swansea en ik naar Exeter. Ik had namelijk meteen een klik met Dave Bennett (de Exeter-fan, red.), toen we daar vooraf waren.”
Huilende dochter
Ook al is het inmiddels zeventien jaar geleden, nog altijd kijkt Egbers met veel plezier terug op That Final Day. “Ik vind That Final Day nog altijd een van de mooiste dingen die ik ooit heb gemaakt. Alles viel goed. We hebben ons bewust gericht op de fans en hun beleving in plaats van op het voetbal zelf. Natuurlijk waren er een paar voetbalbeelden te zien, maar de reacties van de fans waren veel mooier om in beeld te brengen. Bij Swansea vond ik het stukje van de huilende dochter prachtig bij de 1-1. De vader troost haar, maar je ziet hem ook zorgelijk kijken als het daarna 1-2 voor Hull wordt. Met het scoreverloop hadden we ook zoveel geluk. Swansea komt voor en is veilig, dan komt Hull met 1-2 voor en is Exeter safe.”
“Uiteindelijk wint Swansea met 4-2 en zijn de Swans gered en vliegt Exeter eruit. Je ziet dan Dave Bennett weglopen met zijn pa en hoort hem zeggen ‘Who needs the bloody Football League’, en zo is het ook. We hadden zóveel mooi materiaal en hebben uiteindelijk flink moeten snijden in materiaal dat óók prachtig was. Zonder onszelf op de borst te kloppen, mag ik wel zeggen dat we een goede keuze hebben gemaakt om de fans centraal te stellen in deze documentaire.”
Revisited
Na That Final Day ging Egbers begin 2005 nog eens terug naar Exeter. De Grecians hadden 0-0 gespeeld tegen Manchester United op Old Trafford in de FA Cup en de NOS maakte een korte reportage over de return op St. James’ Park. In 2013 leek de tijd rijp om eens terug te kijken, maar Egbers heeft er bewust voor gekozen dat niet te doen.
“Ik heb mailtjes gekregen met de vraag of het geen idee was om tien jaar na dato terug te keren naar Swansea om te laten zien wat die club voor opmars heeft gemaakt. Natuurlijk is dat erg knap, maar ik vond dat het dan teveel van hetzelfde zou worden. Het zou hetzelfde kunstje zijn en dat wil ik niet doen. Daarom hebben we het bewust niet gedaan. Misschien is het wel leuk om na 25 jaar weer eens terug te gaan, want dan ben je echt een hele generatie supporters verder. The Vetch is al weg en ik vrees dat St. James’ Park tegen die tijd ook flink anders zal zijn. Je kunt dan goed de veranderingen in beeld brengen. Ik denk dat die groot zullen zijn, want het Engelse voetbal neemt steeds meer invloeden van het continent over.”
‘The club’
Egbers is helemaal bezeten van het Engelse voetbal en probeert, ondanks zijn drukke schema, zo goed mogelijk op de hoogte te blijven van alles wat er aan de overkant gebeurt.
“Ik volg het Engelse voetbal via Match of the Day en de (helaas inmiddels verdwenen, red.) Football League Show. Ik kijk die altijd zaterdagnacht, ook al duurt het tot half drie ‘s nachts. Zondag moet ik namelijk altijd werken en dan heb ik geen tijd om het te kijken. Het is dus laat, maar dat heb ik er wel voor over. Verder volg ik websites. Zo blijf ik op de hoogte van het mooiste voetbal van de wereld, want dat blijft het natuurlijk toch nog altijd. Werkelijk iedere club heeft een verhaal. Je hoeft maar even te graven en je hebt al iets te pakken.”
Voor Egbers gaat het bij het Engelse voetbal niet om de grote clubs, de grote sterren en de prijzen, maar om de kleine dingen. Het typische Engelse. “Alleen al de manier waarop Engelsen ‘the club’ uitspreken. The club is in Engeland zoveel meer dan alleen een voetbalteam. Bij the club kom je elkaar tegen, wissel je verhalen uit en moedig je jouw team aan. Een voetbalclub in Engeland neemt in het leven van de fans veel meer een centrale rol in dan bijvoorbeeld in Nederland.
Het gaat ook altijd om het eigen team en niet om de tegenstander te vernederen, dat vind ik mooi. Altijd naar jezelf kijken. Clubs aan de overkant hebben ook prachtige namen. Burton Albion. Albion, schitterend toch? Plymouth Argyle. Leyton Orient. Maak daar Leyton United van en het is ineens veel minder interessant. Of wat dacht je van Crystal Palace? Bij zo’n naam zie je ineens een kristallen paleis voor je. Schitterend. Ik ben heel gevoelig voor namen.
In Nederland vind ik bijvoorbeeld Willem II heel mooi. Dat staat voor iets. De geschiedenis. De invloed van de koning op Tilburg. FC Tilburg was veel minder interessant geweest. Daarnaast heb je natuurlijk die geweldige stadions in Engeland. In Goodison Park zou ik wel eens willen rondlopen als het helemaal verlaten is. St. James’ Park en The Vetch waren natuurlijk ook prachtig, klassieke stadions. Dat kwam goed uit voor de documentaire. En dan heb ik de kleuren nog niet eens genoemd. Claret & blue, waar zie je dat nog meer? Dat is toch schitterend? Of wat dacht je van het claret & amber van Bradford. Dat alles bij elkaar maakt Engeland voor mij hét voetballand.”
Weston-super-Mare
Vanwege zijn werk komt Egbers vaak in Engeland. Meestal is het bij de grote clubs, zoals Chelsea, Manchester United, Liverpool, Tottenham Hotspur en Arsenal, want die spelen vaak in de Champions League. Soms komt hij bij kleinere clubs, als hij daar een reportage over maakt. Denk aan That Final Day en de eveneens indrukwekkende documentaire over de stadionramp in Bradford.
“Ik moet natuurlijk vaak werken in het weekend. Ik kan dus niet zomaar naar Engeland toe voor mijn plezier. Wel ben ik afgelopen zomer bij een oefenwedstrijd van Weston-super-Mare geweest. Ze speelden tegen Swindon Town en ik ging er samen met mijn zoon heen. Een paar dagen later zou Weston-super-Mare weer een oefenwedstrijd spelen. De stadionspeaker riep dat om en zachtjes hoorde je ‘booh’ nadat de naam van tegenstander Bristol Rovers werd uitgesproken. De man achter de microfoon vond dat niet overtuigend genoeg en zei ‘Come on, you can do better than that’. Hij zei opnieuw Bristol Rovers en toen hoorde je ineens heel hard ‘boooooooh’. De humor in de stadions vind ik een van de leukste dingen van Engeland.”