Elke thuiswedstrijd van Ajax schalmt het van de tribunes in de Johan Cruijff ArenA: Bloed, zweet en tranen. Voor voetbalfans, ook bij Ajax, is de zanger André Hazes een icoon. De Amsterdammer die voetbalcultuur en kroegcultuur verenigde, zat zelf regelmatig in het stadion, maar de recordkampioen was niet zijn grote liefde.
Vader Joop Hazes is een drinker met losse handjes, de woning werd geteisterd door vlooien en ontbeerde warm water. Toch nemen hij en zijn broer Joop junior wel iets mee van het ouderlijk huis: de liefde voor DWS.
Olympisch Stadion
Wie in Amsterdam voor DWS is, heeft een gezonde hekel aan Ajax. Joop Hazes, de broer van André, die thuis nog altijd een DWS-kampioensglas koestert, herinnert het zich als de dag van gisteren. “DWS was in die tijd veel leuker dan Ajax. Er zaten elke week 35.000 mensen in het Olympisch Stadion. Ajax telde nauwelijks mee, daar kwamen er zes-, zevenduizend. André en ik waren allebei voetbalgek, en toen hij klein was, nam ik hem altijd mee naar DWS.”
Antipathie tegen Ajax
Joop is een tijdje jeugdleider bij de volksclub en in die tijd groeit zijn antipathie tegen Ajax alleen maar. “Als je tegen AFC of Ajax moest spelen… die kak van die mensen, daar kon ik niet tegen. Zo uit de hoogte.”
André Hazes groeit dus op in een DWS-familie. Met zijn broer Joop kijkt hij graag naar de arbeidersclub, in het Olympisch Stadion, meestal op de Marathontribune. Met Ajax hebben de gebroeders Hazes niet veel, ook zij zien liever FC Amsterdam als club van de stad.
Smeekbede
André brengt in de nadagen van De Lieverdjes bij het tv-programma Voetbal ’80 een ode aan zijn tweede voetballiefde. De clip is opgenomen op het bijveld van het Olympisch en Hazes zingt op de melodie van ’n Vriend: “Waar zijn de tijden van weleer? Mijn Amsterdam, wat doet het zeer.” Tegen beter weten in doet hij een smeekbede aan voorzitter en geldschieter Dingeman Stoop: “Misschien is er nog hoop, we vragen aan Dé Stoop: houd ze hier, want er is niemand meer te koop.”
“Ja, dat was toen het bijna afgelopen was”, zegt Joop. “Het was een leuke tijd bij FC Amsterdam, maar wel kort.”
Naar Feyenoord
Hoe Amsterdams ze ook zijn, Joop en André vertikken het om na het opheffen van FC Amsterdam naar Ajax te gaan. Joop kiest voor Feyenoord. De sfeer in Rotterdam past goed bij wat hij gewend was bij DWS. “Feyenoord speelde mannelijk voetbal, stevig. Ajax vergeleek ik meestal met een balletschool. Het is ook geen toeval dat DWS’ers als Rinus Israël, Nico Jansen en Theo Laseroms bij Feyenoord terechtkwamen. DWS was een volksclub, er voetbalden veel havenarbeiders.”
“André was ook tegen Ajax”, vervolgt broer Joop, “maar toen ik hem wilde meenemen naar Feyenoord zei hij wel eerst: ‘Dat kunnen we niet maken als Amsterdammers.’ Uiteindelijk ging hij mee, en we waren meteen verkocht.”
Dit is een voorproefje uit de jongste editie van Staantribune, nummer 58, na te bestellen in de Staantribune Webshop.