Tot hun 24ste waren ze nagenoeg onafscheidelijk, maar in de zomer van 1997 scheidden de wegen van de Georgische tweeling Shota en Archil Arveladze (nu 49). Shota ging naar Ajax en Archil naar NAC Breda, waar ze allebei snel uitgroeiden tot publiekslievelingen. In Staantribune #41 halen de broers, vijfentwintig jaar na hun entree in de eredivisie, herinneringen op aan hun ‘gescheiden’ Nederlandse jaren.
Archil: “Bij Trabzonspor was Shota de diepe spits, ik stond kort achter hem, als aangever. Er was toen interesse van Deportivo La Coruña, voor ons allebei. Ik liep alleen een zware knieblessure op en Deportivo haakte af voor mij. Ze gingen nog voor Shota, maar hij wilde mij niet geblesseerd achterlaten in Turkije. Later hoorden we over de belangstelling van Ajax. Opnieuw voor ons allebei. Morten Olsen kwam ons bekijken bij de nationale ploeg. Ik was alleen niet best, ook doordat ik nog kwakkelde met blessures. Ajax besloot Shota te kopen.
Ja, het was een droom om samen naar Ajax te gaan, maar dromen komen niet altijd uit, hè? We dachten wel: wat zou het mooi zijn om samen naar Nederland te gaan. Herbert Neumann, toen trainer van NAC Breda, kende Shota en mij nog uit zijn jaren als trainer bij Istanbulspor. Hij had Olsen ook getipt over ons, hoorden we. Ik zag een nieuw avontuur wel zitten, ik speelde niet meer zo vaak bij Trabzonspor. Shota was te duur voor NAC, ze gingen voor een low budget Arveladze, haha.”
Tegen elkaar spelen
Shota: “Gelukkig bleven we bij elkaar in de buurt. We wisten ook niet hoe we zonder elkaar zouden moeten. Alleen toen Archil langdurig geblesseerd was, waren we soms langer dan een dag niet bij elkaar. Voor onze familie was het handig dat we op maar een uurtje rijden van elkaar woonden in Nederland. Archil en ik belden elkaar meerdere keren per dag en zochten elkaar op als onze schema’s bij Ajax en NAC dat toelieten. De eerste keer dat we tegen elkaar speelden in de ArenA was wel heel bijzonder.”
Archil: “Er zaten veel familieleden en vrienden op de tribune. Tijdens de wedstrijd hield ik Shota in de gaten. Als hij aan de bal was, had ik de neiging om hem te coachen: links, rechts, in je rug. We hebben elkaars shirt nog van die wedstrijd. Als profs hebben we driemaal tegen elkaar gespeeld. Twee keer won Shota, één keer werd het gelijk in Breda. In die wedstrijd scoorde ik nog met een kopbal tegen Edwin van der Sar. Dat was het laatste thuisduel van het seizoen 1998-1999, waarin we degradeerden uit de eredivisie. Heel pijnlijk. In mijn eerste seizoen werden we dertiende. Ik vond redelijk snel mijn draai. Ik scoorde in mijn eerste thuiswedstrijd tegen PSV, het werd 3-3. NAC-supporters wisten gelijk wie die onbekende Georgian guy was. Ik scoorde twaalf keer in mijn eerste seizoen, iets minder dan Shota.”
Achter Machlas op de topscorerslijst
Shota: “Ik maakte er 25, alleen Nikos Machlas bleef mij voor op de topscorerslijst, met 34 doelpunten. Ik was niet verrast dat Archil zich al meteen liet zien bij NAC. Ik moest even op gang komen bij Ajax. Ik voelde ook iets meer druk dan Archil bij NAC. Als ik niet scoorde, stond Benni McCarthy klaar. Ik weet nog dat er mensen in Georgië en in Turkije vroegen: ‘Shota, ga je naar Ajax? Naar het tweede elftal?’ Ajax kwam net uit de gouden jaren. Maar ik vergeet nooit dat Frank de Boer zei: ‘Wat Shota in zijn eerste week liet zien was meer dan Iván Gabrich in een jaar tijd’, haha.
We werden kampioen en wonnen vaak met vier, vijf goals verschil. Soms zelfs zeven, acht. Edwin van der Sar scoorde nog. Hij kon trouwens flink tekeergaan op trainingen en in de kleedkamer. Nederlanders zijn heel open en direct. Daar moest ik aan wennen. Ik werkte ook hard om niet als een Mickey Mouse op het veld te staan.”
Lees het hele interview met Shota en Archil Arveladze in Staantribune nummer 41, te bestellen in de Staantribune Webshop.