Het Atik Stadion van RBC ademt vergane glorie en tegelijkertijd eigentijdse levendigheid. De betonnen muren rond het stadion fungeren als canvas voor graffitiartiesten. In een warm, afgeschermd hoekje liggen twee daklozen op een matras onder een bevlekte deken. Een paar stappen verder kijk je het veld op, waarop jonge talentjes van de club uit Roosendaal in de miezerregen tussen oranje pionnetjes slalommen.

Binnen in het stadion stroomt zaal De Catacombe vol. Niet voor een wedstrijd, maar voor iets dat minstens net zoveel met clubgevoel te maken heeft: de presentatie van Leven met RBC, het boek van Eric Konings, supporter en inmiddels vicevoorzitter van de club. De sfeer is huiselijk, soms wat ruw. Bier tapt vlot, rokers negeren het bordje ‘Geen toegang’ en kijken vanaf het balkon uit op de tribunes, waar grote portretten van clublegendes hangen.

‘Klotedorp’

Het faillissement van RBC in 2011 raakte de destijds 27-jarige Konings diep. Toen ontstond al het idee om herinneringen vast te leggen, maar pas tien jaar later vond hij de juiste vorm. In zijn werkkamer, omringd door vier bananendozen vol RBC-shirts, begon hij met schrijven. “Spanjaarden zeggen dat je drie dingen moet doen in je leven: een boom planten, een kind krijgen en een boek schrijven”, vertelt hij. “Op een avond begon ik zomaar, en ik schreef door tot 04.00 uur.”

De zaal vult zich met grijze haren en jonge gezichten die het RBC-logo als achtergrondje op hun telefoon dragen. Op het grote scherm verschijnt oud-trainer Robert Maaskant. “Je kunt geboren worden in Amsterdam, Rotterdam, Eindhoven… maar ook in Roosendaal”, zegt hij met een glimlach. De zaal reageert met gelach en warme zelfspot. Hij haalt het incident aan waarbij hij als trainer van Zwolle, op bezoek bij RBC,  bier in zijn nek gegooid kreeg. “Ik weet dat er mensen in de zaal zitten die dat waren”, grapt hij. Het publiek lacht, half schuldbewust. Maaskant kwam destijds in een vijandige sfeer terecht, maar hij trok zich er weinig van aan. “Robert is niet arrogant”, zegt Konings, “hij is gewoon extreem zelfverzekerd. En dat was precies wat RBC toen nodig had.”

Die zelfverzekerdheid bleek al vroeg. Toen drie jeugdspelers op een terrasje aan de Markt zaten, kwam er plots een motor aanrijden, veel te hard, recht op hen af. De bestuurder reed de stoep op, deed zijn helm af en zei: “Zo, is er nog iets te beleven in dit klotedorp?” Het was Maaskant zelf. Hij parkeerde zijn motor, schoof aan en bestelde een biertje. Roosendaal was wakker.

Bleu menneke

“Je kunt niet alles beschrijven”, zegt Konings, “maar met specifieke anekdotes kun je de RBC-cultuur vangen.” Hij haalt een klassieke plaatselijke episode aan: in 1993 wilde RBC het stadion uitbreiden en daarvoor moesten bomen bij de Zwaanhoeftribune gerooid worden. De uitbreiding leek te stranden — tot inwoners van volkswijk Kalsdonk ‘op zijn Kalsdonks’ zorgden dat die bomen toch verdwenen. Konings lacht om die herinnering. Niet iedereen in de zaal lacht mee, maar hij blijft onverstoorbaar. Dit zijn volgens hem de verhalen die het waard zijn om te vertellen.

In het boek staan ook persoonlijke anekdotes. “Op mijn veertiende wilde ik voor het eerst naar een uitwedstrijd, AZ – RBC’’, vertelt Konings. “Lang heb ik met mijn ouders onderhandeld of ik er alsjeblieft heen mocht. Uiteindelijk mocht het. Ik herinner me nog dat we aankwamen met de bus en 150 Alkmaarders zagen staan met dierlijke agressie. Als jongen uit de Kroeven was ik een bleu menneke. Ik kon alleen maar denken: wat is dít, joh?”

Samen met zijn jeugdvriend Floyd Aanen begon Konings drie jaar geleden Podcast De Luiten, vernoemd naar het oude stadion. Een aflevering werd live opgenomen in de zaal met Glenn Helder, die ooit het trainingscomplex van Arsenal verruilde voor het drassige veld van ‘boer Mies’. “Ik had nooit gedacht dat een speler van Arsenal naar RBC zou gaan”, zegt Aanen. Helder antwoord droog: “En ik had nooit gedacht dat ik van Arsenal naar de gevangenis zou gaan.”

Konings roept zijn jeugdheld, oud-speler Ronald van Oeveren naar voren, en overhandigt hem het tweede exemplaar van het boek.

Het eerste exemplaar is voor zijn moeder, die overleed tijdens het schrijfproces. Aan het eind van de avond wordt het stil. “Daarom is er een lege stoel”, zegt hij zacht. “Die is voor haar.” Hij glimlacht: “Ik stelde aan mijn vader voor om het boek op haar graf te leggen, maar hij zei: ‘Dat wordt gestolen.’ Ik zei: ‘Dan kunnen ze toch wel even wachten tot ze het uit heeft?’”

Het boek ligt nu bij zijn vader thuis, opgedragen aan haar. “Er staat nóg een lege stoel”, zegt Konings. “Die is voor een RBC’er die u zelf mist. Want je gaat twee keer dood: de eerste keer als je stopt met ademen, de tweede keer als je wordt vergeten. En laten we ervoor zorgen dat RBC nooit wordt vergeten.”